6. Analyse van de muziek


Sterke en zwakke punten.

Uitgebreide en deskundige muzikale beoordelingen van de 'Leeuw' leveren August Corbet en Floris van der Mueren in het 'Vlaamse Leeuw'-nummer van De Toerist, orgaan van de Vlaamse Toeristenbond, van 16 december 1951,1 en Marie-Rose Van Driessche in haar doctoraal proefschrift Aspecten van het muziekleven te Gent in de 19e eeuw : proeve tot een systematisch-biografische benadering, Universiteit Gent 1998.

De meningen zijn eensluidend: melodie en ritme uitstekend, pianobegeleiding zwak en niet aangepast aan het beoogde krijgshaftig karakter.

Aan loftuitingen vinden we in het artikel van Dr. Corbet:2
melodisch en ritmisch ten zeerste geslaagd - ongemeen meeslepende volzinnen - bijzondere ritmiek, die in al haar eenvoud een 'vondst' kan worden genoemd - stembehandeling logisch en eenvoudig in de strofe en onberispelijk in het refrein - onsterfelijk strijdlied - onvergankelijke waarde
en bij Prof. van der Mueren:3
meeslepend in haar martiale zwier - heroïsche kracht - meeslepende melodie en overtuigend ritme.
Van de zwakheid van de pianobegeleiding kan ook een dilettant zich een mening vormen door hier te luisteren naar de eerste twaalf maten, eindigend vlak voor de solist inzet. Krijgshaftig is anders! Gelukkig heeft Jef Van Hoof hier in 1912 deskundig ingegrepen, daarmee de grondslag leggend voor alle hedendaagse uitvoeringen. 

Het voorbeeld.

Originaliteit is geen vereiste voor een nationale hymne. Het Wilhelmus is het Frans katholiek schimplied La folle entreprise (1568), voorzien van een Nederlandse protestantse tekst. Het Deutschlandlied is Haydns verjaardagslied voor de Oostenrijkse keizer, met nieuwe tekst. Het volkslied van Israël is het Italiaanse lied Fuggi, Fuggi, Fuggi da questo cielo (1600), ook verwerkt in De Moldau van Smetana, en in Ik zag Cecilia komen. Het Amerikaanse volkslied is het drinklied van de Londense club The Anacreontic Society, enzovoort. De Vlaamse Leeuw zou in dit rijtje kunnen passen zonder dat hij aan emotionele waarde inboet, maar qua originaliteit valt het erg mee, zeker als men bedenkt dat Miry in augustus 1845 net tweeëntwintig geworden was.

Corbet besteedt veel aandacht aan de gelijkenis tussen de 'Leeuw' en diens voorganger uit 1792, de Marseillaise. Onder meer wordt het begin van Miry's refrein aangehaald om te besluiten dat hij de Marseillaise 'op het oog heeft gehad' en ook Van Driessche meent dat in het refrein 'de typische aanvang kan worden herkend' [van de Marseillaise?]4 Hoe subjectief en tijdgebonden het 'herkennen' van dergelijke gelijkenissen is blijkt, als men naast de 'Leeuw' het enige lied legt dat Miry aantoonbaar voor ogen had:5 Sonntags am Rhein, een lied van Schumann uit 1840.6 Hieronder de opmaat en de eerste twee maten van Schumanns lied, een grote sext opwaarts getransponeerd, vergeleken met het begin van het refrein van de 'Leeuw'.


Dynamiek en ritmische figuur zijn verschillend, maar zeven opeenvolgende van de negen noten zijn identiek, en van de overblijvende twee —de eerste en de laatste— is enkel de toonhoogte veranderd en de duur behouden. Voor het overige is, voor een dilettantenoor, de overeenkomst tussen beide liederen niet groot, noch van melodie noch van ritme. In elk geval zijn de Marseillaise en Sonntags am Rhein zo verschillend als een opzwepend strijdlied en een idyllische ballade maar kunnen zijn, en het zou een hele prestatie van de piepjonge Miry zijn als hij beide tegelijk zou imiteren. In geen van beide komt de karakteristieke ritmische 'vondst' uit de 'Leeuw' trouwens voor, en de kwalitatieve gelijkenissen die er wél zijn kan men ook in tientallen andere liederen aanwijzen. Weinigen houden Miry voor een groot componist, maar met de 'Leeuw' heeft hij zichzelf overtroffen.

Een welwillende interpretatie is, dat hij Sonntags am Rhein —een Rijnlied met vaderlandse toetsen in het tweede deel van de tekst—bewust en herkenbaar geciteerd heeft, zoals Van Peene uitgegaan was van het patriottische gedicht Der deutsche Rhein. Dat gedicht is meer dan tweehonderd keer tot lied bewerkt, o.m., in november 1840, door diezelfde Schumann.7 Ook met dit lied kan men ongetwijfeld verwantschap herkennen, al was het maar omdat men het —uiteraard—kan zingen met de woorden van Van Peene.

Met dank aan Dr. Roos Van Driessche en E.H. Géry Gevaert voor hun waardevolle hulp en suggesties.





1 Integraal hier (ook hier).
2 Integraal hier (ook hier).
3 Hier (ook hier) de relevante passages.
4 Hier de relevante passage.
5 Dat was in 1951, toen Corbet schreef, blijkbaar nog niet opgemerkt.
6 Sechs Gedichte, Op. 36, nr 1. Hier (ook hier) de partituur.
7 Der deutsche Rhein, WoO 1. Hier (ook hier) de partituur.