2. De tekst zelf


De eerste attestatie van 'De Vlaamse Leeuw' na het handschrift1 is de publicatie van de tekst ervan, op 7 november 1847, in het zondagsblad Gentsch Vosken.2 In het eerste nummer al is er sprake van de liedekens welke wy voornemens zyn in groot getal uit te geven, en inderdaad treffen wij in bijna elke aflevering een of meerdere liederen aan. Het zijn satirische liedjes waarvan de tekstdichter nooit genoemd wordt maar de zangwijze, een of ander bekend deuntje, wél. De 'Leeuw' valt niet alleen op doordat er géén zangwijze bij vermeld wordt, maar ook doordat hij een ondertitel heeft: 'Nationael gezang'.

De term 'nationaal' had toen ook al diverse betekenissen, van 'niet-lokaal' over 'van eigen bodem' tot 'vaderlands(lievend)'—waarbij nog de vraag is wat het 'vaderland' van een Vlaming is. In het bijzonder kon 'nationaal gezang' of 'nationale zang' verwijzen naar een gecanoniseerde 'vaderlandse hymne'. Dat is het geval wanneer Lauwers in 1887 het ontstaan van de 'Leeuw' evoceert, en de beide termen gebruikt met verwijzing naar Marseillaise, Brabançonne, God save the Queen, Wien Neêrlandsch bloed, enz.3 De benaming werd ook minder specifiek gebruikt voor gelijk welke verheven 'vaderlandse' lofzang. Zo schreef Jan Frans Willems over het oud nationael gezang Wilhelmus van Nassauwen4 —dat toen nog niet de Nederlandse 'nationale hymne' was— en Prudens van Duyse zou in 1846 met België, nationael gezang een prijswinnende vaderlandse cantate schrijven die niet de Brabançonne was.5

In elk geval steekt 'De Vlaemsche leeuw. Nationael gezang' torenhoog uit boven de andere liedjes in het Vosken, die een puur anecdotisch karakter hebben, vergelijkbaar met 'Het Kruis' uit Snoeck's Almanach. Van Peene was zich van dat klasseverschil zeer bewust; dat hij de tekst in zijn opschrijfboek voorziet van plaats, datum en (later) handtekening bewijst het besef van een zekere historische draagwijdte. Hij en Miry beschouwden 'nationael gezang' min of meer als epitheton ornans voor hun geesteskind, zoals blijkt uit de schaarse verwijzingen naar hun eigen werk. Zo vermeldt Van Peene op 11 april 1848 in het verslagboek van Broedermin


en de niet-gedateerde autograaf van Miry6 heeft als titel


Afgezien van de ondertitel is de tekst in het Gentsch Vosken die van het handschrift, voorzien van de correcte interpunctie en spelling.

De tweede attestatie van de tekst, tevens de eerste met de muziek erbij,7 vinden we in Oude en nieuwe liedjes, byeen verzameld door F.A. Snellaert, uit 1852.8 De tekst verschilt op één plaats van die uit het handschrift, namelijk in de tweede regel van de derde strofe.9 De variante tekst komt minder vaak voor dan de originele; behalve in Snellaert (1852 en tweede uitgave, 1864) bijvoorbeeld ook hier (ook hier) en hier (ook hier).12 Deprez10 ziet hem als 'blijkbaar een liberale versie om het woord God te vermijden' maar er zijn geen aanwijzingen voor die interpretatie. Snellaert was katholiek en het anticlericale Willemsfonds geeft in zijn vier edities van het Nederlandsch Liederboek (1891-1895-1914-1928) de originele tekst.

We geven de tekst hieronder op de twee wijzen: (a) het origineel, (b) de variant.

De vlaemsche Leeuw.
Nationael Gezang.
1.
Zy zullen hem niet temmen,
Den fieren vlaemschen Leeuw,
Al dreigen zy zyn’ vryheid
Met kluisters en geschreeuw.
Zy zullen hem niet temmen,
Zoo lang één Vlaming leeft,
Zoo lang de Leeuw kan klauwen,
Zoo lang hy tanden heeft.
Referein.
Zy zullen hem niet temmen,
Zoo lang één Vlaming leeft,
Zoo lang de Leeuw kan klauwen,
Zoo lang hy tanden heeft.
2.
De tyd verslindt de steden,
Geen troonen blyven staen,
De legerbenden sneven,
Een volk zal niet11 vergaen.
De vyand trekt te velde
Omringd van doodsgevaer.
Wy lachen met zyn’ woede,
De vlaemsche Leeuw is daer.
Referein.
3.
Hy strydt nu duizend jaren
Voor (a) vryheid, land en God (b) Vlaenderens dierbaer lot,
En nog zyn zyne krachten
In al haer jeugdgenot.
Als zy hem magtloos denken
En tergen met een schop,
Dan regt hy zich bedreigend
En vreeslyk voor hen op.
Referein.
4.
Wee hem! den onbezonnen,
Die, valsch en vol verraed,
Den vlaemschen Leeuw komt streelen
En trouweloos hem slaet.
Geene enkle handbeweging
Die hy uit ’t oog verliest,
En voelt hy zich getroffen,
Hy stelt zyn mane en briescht.
Referein.
5.
Het wraeksein is gegeven.
Hy is hun tergen moê.
Met vuer in ’t oog, met woede
Springt hy den vyand toe.
Hy scheurt, vernielt, verplettert,
Bedekt met bloed en slyk,
En zegepralend grynst hy
Op ’s vyands trillend lyk.
Referein.





1 Dat het lied in druk verschenen is in 1845, zoals Deprez meedeelt in Snellaert en Thijm blz. 193, is niet bewezen, en er zijn in elk geval geen exemplaren van bekend.
2 Jaargang 1, nummer 9. Hier (ook hier) de relevante bladzijde.
3 E. Lauwers, Mijn Gedenkboek: berichten, voorvallen en gebeurtenissen uit mijn leven, naar aanleiding van mijn vijftigjarig jubelfeest als tooneelkundige en schrijver, 1887, blz. 94-95. Hier (ook hier) de relevante bladzijden.
4 J.F. Willems, Verhandeling over de Nederduytsche tael- en letterkunde, opzigtelyk de Zuydelyke provintien der Nederlanden. D.A. Thieme, Arnhem 1819-1824 (twee delen). Online consulteerbaar op dbnl.
5 Het gedicht ontstond tussen 20 maart 1846, dag waarop de Société royale des beaux-arts et de littérature de Gand tot de Pryskamp voor het gedicht besloot, en 1 juli 1846, dag waarop de inzendingen binnen moesten zijn. Het gedicht is zeker voor die gelegenheid gemaakt, want het bestaat uit exact tachtig verzen, het maximaal toegelaten aantal. Annales de la Société royale des beaux-arts et de littérature de Gand, Gent, De Busscher, 1844-1868, blz. 160.
6 1869 of 1870, zie verder.
7 Het Gentse conservatorium bewaart een autograaf van Miry uit 1848, maar dat is een bewerking voor orkest, uiteraard zonder tekst.
8 Hier (ook hier) de relevante bladzijden.
9 Deprez, De Vlaamse Leeuw blz. 150, situeert de tekstvariant 'na verloop van tijd', en noteert hem voor het eerst 'in een uitgave van het Willemsfonds ter gelegenheid van de onthulling van een gedenkteken ter ere van Jan-Frans Willems' (die wij niet hebben kunnen thuisbrengen) en bij T. Coopman en V.A. Dela Montagne, Onze Dichters. Eene halve eeuw Vlaamsche Poëzie. 1830-1880, uit 1880. In werkelijkheid dook de variant binnen de zeven jaar op.
10 Ibid.
11 Sedert de bewerking door Jef Van Hoof (1912) vervangen door het beter zingbare 'nooit'.
12 Universiteitsbibliotheek Gent, G 19069, Gentsche en Politieke Liederen.